Groot goed, dat groen

Tuinparken onder druk door aantrekkende economie en bijbehorende bouwwoede

Ze worden de groene longen van de stad genoemd. Amsterdam telt een kleine dertig tuinparken, samen goed voor zo’n zesduizend tuintjes. Maar verschillende tuinparken staan op de nominatie om te verdwijnen om ruimte te maken voor woningbouw. Tot onbegrip van tuinders.

De mededeling aan potentiële dieven of daklozen is duidelijk. Foto’s ronald bakker

Het snerpende geluid van een kettingzaag raast over Park de Oeverlanden. Ad Theijsmeijer (74) zet het slijpwiel bekwaam in een rotte boomstam. Hij is geen groenwerker van de gemeente, maar één van de vaste ’ouwe knarren’ die elkaar vrijwel dagelijks treffen op tuinpark Ons Buiten aan de Riekerweg.

Het seizoen is net begonnen.
Iedere dag tegen de klok van tien uur stiefelen ze één voor één weer het verenigingsgebouw binnen. Ze doen er een bakkie, vertellen elkaar schuine moppen en sterke verhalen. Daarna is het tijd voor de arbeid: ze houden hun geliefde Ons Buiten aangeharkt en strak onderhouden. Onbezoldigd en uit liefde voor de plek waar ze al vanaf hun jeugd elk vrij moment van het voorjaar en de zomer te vinden zijn. „De tuin is m’n alles”, mompelt zijn kompaan Henk van der Raaij (72) in onvervalst Amsterdams.

Ze zijn vaker op de tuin dan thuis bij moeder de vrouw, knipogen ze: „Ik moet er niet aan denken om alleen maar thuis te zitten. Zal je zien dat ik elke dag met mijn vrouw mee boodschappen moet doen. Krijg je geheid ruzie. Dan waag ik het eens om wat lekkers in het wagentje te gooien, zet zij het zonder pardon weer terug.” Een bulderende lach schalt door het kantinegebouw. Dan serieus: „Waarom denk je dat wij lichamelijk en geestelijk zo fit en vitaal zijn? Bezig blijven houdt je jong”, glundert Van der Raaij met haast jongensachtige pretogen.

Met hun dagelijkse klusjes zijn ze de drijvende kracht van het tuinpark. Het hebben van een volkstuin blijkt verre van een uitstervende hobby. Het totaal aantal volkstuinen in en rondom Amsterdam, de meeste met een huisje erop, schommelt al decennia rond de zesduizend. Het aantal mensen op de wachtlijst van de Bond voor Volkstuinders is al jaren stabiel rond de drieduizend. „Het hebben van een volkstuin interesseert ook de huidige generatie”, weet bondsvoorzitter Okke Peijters (42). „En het gaat dwars door alle lagen van de bevolking heen, inclusief de Surinaamse, Turkse en Marokkaanse gemeenschap.”

tuinders-aan-het-werk-op-volkstuin

Met kettingzaag, hark en vele handen uit de mouwen maken de ’hoveniers’ er wat moois van.

„Het hebben van een tuintje is vrijwillig en relatief goed betaalbaar, maar niet vrijblijvend”, vervolgt Peijters. Dat wil zeggen: van elke tuinder wordt verwacht dat niet alleen het eigen tuintje niet verwildert, maar ook dat er regelmatige roosterdiensten worden gedraaid om het gedeelde groen op het tuinpark te onderhouden. „Dat is één van de redenen dat een deel van de nieuwe tuinders binnen enkele jaren het bijltje er weer bij neergooit”, weet Van der Raaij, die ze ziet komen en gaan. „Sommige mensen lijken soms te denken dat het vanzelfsprekend is dat de paden en groenstroken netjes blijven, maar zo werkt het natuurlijk niet.”

Op de meeste Amsterdamse tuinparken mogen tuinhuisjes van maximaal 28 m2 geplaatst worden. Van 1 april tot het einde van de zomertijd mag daarin ook overnacht worden. „Sommige tuinders verhuren in die periode hun eigen huis via Airbnb, terwijl ze zelf overnachten in hun tuinhuisje”, weet Van der Raaij. Ook de invulling van de tuin is aan voorschriften gebonden: maximaal één derde mag bestraat zijn, inclusief het oppervlakte van het huisje.

Ondanks de vele regels is voor televisiepresentator Teun van de Keuken (45) zijn tuin op Amstelglorie haast van meditatieve waarde: „Als ik naar mijn volkstuin ga, ben ik helemaal weg van het jachtige, zogenaamd belangrijke leven. Dan zit ik moeiteloos drie uur achter elkaar op mijn hurken onkruid te wieden. Nu ik kinderen heb, geniet ik er helemaal van. Dat ze ook eens wat anders zien dan auto’s en asfalt.”

Van de Keuken ziet ook de charme wel in van de tuinregels. „Als tuinder moet je tien zaterdagen twee uur schoffelen. Ik zit in een clubje dat in plaats daarvan het winterwerk doet. Dat zijn de zwaardere klussen: wilgen knotten, ouwe boomstronken uitgraven, nieuwe heggen aanplanten. Mooi werk, waarvan je resultaat ziet. Het is leuk om met verschillende mensen, die allemaal in het dagelijks leven heel ander werk doen – van de marktkoopman tot de advocaat – zulke klussen te klaren. Waar komen die mensen elkaar anders nog tegen? Omdat volkstuinhuisjes door de tuincommissie worden getaxeerd en verkocht zijn de prijzen laag en de huisjes bereikbaar voor vrijwel iedereen die bereid is jaren op de wachtlijst te staan.”

Zorgen zijn er wel, maar dat gaat meer over het voortbestaan van een aantal tuinparken, zoals Amstelglorie. „Nu de economie aantrekt, laait ook de bouwwoede weer op. Dat is begrijpelijk. Maar het is zonde om alle groene stukjes stad – Amstelglorie ligt nota bene in de Amsterdamse Hoofdgroenstructuur – weg te maaien, te kappen en plat te walsen om er gebouwen op te plempen”, verzucht Van de Keuken.

Een volkstuin: voor elke Amsterdammer betaalbaar

Het is flink aanpoten in de Amsterdamse tuinparken.

„Wij verzetten ons met klem tegen de bouwplannen van de gemeente, waarvoor tuinparken zouden moeten wijken”, sluit bondsvoorzitter Peijters zich daarbij aan. „De waarde van tuinparken wordt door de politiek zwaar ondergewaardeerd. Ik krijg wel eens de indruk dat men in de Stopera denkt dat de tuintjes enkel dienen voor prosecco drinkende lesbiennes, terwijl zeker twintigduizend Amsterdammers met regelmaat genieten van deze groene longen van de stad.”

„Misschien is ons probleem als tuinders wel dat we, door onze zelfvoorzienende houding en de wijze waarop we onze eigen broek ophouden, een beetje onzichtbaar zijn geworden voor de politiek. Tuinders zijn van nature geen types die de barricaden beklimmen, maar misschien wordt het tijd om dat te doen. We moeten tonen hoe belangrijk tuinparken zijn. Niet alleen qua natuur, maar ook de sociale component. De gemeente steekt miljoenen in buurtprojecten om de gemeenschapszin te bevorderen, terwijl de tuinparken juist de plek zijn waar duizenden Amsterdammers, met al hun verschillen, een band ontwikkelen doordat ze allemaal graag met hun handjes in de aarde wroeten.”

Van de Keuken vult aan: „Een stad is zonder groen weinig waard. Nauwelijks leefbaar. Laten we deze groene oases koesteren: wandelaars kunnen wandelen, picknickers picknicken en tuinders die zich geen huis met tuin kunnen veroorloven, kunnen tuinieren. Sommige dingen in het leven zijn belangrijker dan rendement. Er zijn genoeg treurige, half vervallen industrieterreinen die eerst omgebouwd kunnen worden voor woningbouw, voordat we de volkstuinen wegvagen. Als je een oude boom omhakt, krijg je die nooit meer terug.”